“Een eetprobleem is een gezinsprobleem”

NaomiZammattio - David Legrève

Aan veel eettafels wordt dagelijks een strijd geleverd: kinderen die moeilijk eten, ouders worden daar moedeloos van. En terecht, want het is niet altijd ‘een voorbijgaande fase’. Soms is er meer aan de hand. Een kind dat bijvoorbeeld zeer selectief eet, stapelt tekorten op én loopt meer risico om op latere leeftijd een eetprobleem te ontwikkelen. Bovendien sluipen er spanningen in de relatie met de ouders. Gezinswetenschapper Naomi Zammattio weet dat uit eigen ervaring. Met De Gezinspraktijk wil ze met die ervaringen andere ouders en kinderen helpen.

Naomi’s dochter kwam ter wereld met te hoge bilirubinebloedwaarden – geelzucht. Ze was te zwak om voldoende te drinken. Haar groeicurve boog naar beneden, met ziekenhuisopnames als gevolg. “Doordat ze voortdurend werd geforceerd om te eten, ontwikkelde ze een voedselaversie. Dat resulteerde in een dagelijkse strijd aan tafel”, vertelt Naomi Zammattio, die jarenlang in de opvangsector werkte als verantwoordelijke en als pedagogisch coach. “Op de kinderopvang had ik eerder al wel moeilijke eters gezien, maar toch wist ik niet wat ik thuis moest doen om de situatie te verbeteren. Ik merkte ook dat er als ouder een taboe kleeft op dat onderwerp. Men houdt het liever binnen de vier muren, want het lijkt wel een persoonlijk falen als je kind niet goed eet.”

Tijdens haar bacheloropleiding gezinswetenschappen aan de Odisee Hogeschool, besloot Naomi zich verder in het onderwerp te verdiepen. “Ik was sowieso erg geïnteresseerd in pedagogie, in kinderen helpen, en wilde me daar verder in verdiepen en een wetenschappelijke fundering opbouwen.” De studie was een eyeopener. Naomi leerde er Anneke Erkelens kennen, wiens dochtertje met een eetstoornis kampte. “Ik ontdekte dat heel veel ouders zich onzeker voelen over het eetpatroon van hun kind. Dat blijkt ook uit cijfers: een Nederlands onderzoek spreekt over 25 tot 40 procent van de ouders dat zich zorgen maakt om het eetpatroon van hun kind.”

Ouders betrekken het vaak op zichzelf, maar opvoeding is maar een van de risicofactoren voor een verstoorde relatie met eten. Kinderen die prematuur geboren zijn, die sondevoeding hebben gekregen of beademd werden, hebben een hoger risico op een verstoorde relatie met eten. Ook persoonlijkheidsstoornissen spelen mee, zoals een sterke wil of angstgevoelens. Daarnaast wordt ADHD of een autismespectrumstoornis ook gelinkt aan een selectief eetpatroon. Deze kinderen worstelen vaak meer met sensorische aspecten zoals de textuur en temperatuur van voedsel.

“Het is een dunne lijn

“Veel mensen wuiven die ongerustheid weg want ‘alle kindjes zijn moeilijke eters’. En dat klopt voor een stuk, doorgaans is het een fase in de ontwikkeling, maar niet ieder kind groeit daar uit, en dat kan grote gevolgen hebben. Het is belangrijk dat we snel ingrijpen, zodat het niet kan escaleren.” De lijn tussen ‘moeilijk eten’ en een eetstoornis, is dun. Drie procent van de kinderen van nul tot zes jaar heeft een eetstoornis die gepaard gaat met een beperkte gewichtstoename en verstoord eetgedrag, zoals een vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis (ARFID). Deze kinderen komen ofwel véél, ofwel niet voldoende bij in gewicht. Ze groeien te weinig, hebben voedseltekorten, en zijn vaak afhankelijk van sondevoeding, bijvoeding of voedingssupplementen.

“In België is nog maar weinig bewustwording rond ARFID. In Nederland staat men daar verder in”, zegt Naomi, die naar onze noorderburen trok voor specialisatieopleidingen. Er bestaan meetinstrumenten om te kijken of het om ARFID gaat. “Bij een intake – kinderen van alle leeftijden zijn welkom bij De Gezinspraktijk – zal ik daar gebruik van maken. Ik maak een risicoanalyse en stippel een behandelingstraject uit, maar dat gebeurt telkens op maat van het kind en het gezin. Een eetprobleem is erg individueel, dus de behandeling is dat ook.”

Belangrijk is dat heel het gezin in dat verhaal stapt. “Een eetprobleem heeft een impact op de gezinsdynamiek. Het creëert stress aan tafel en een druk op de kind-ouderrelatie. Met ouders van jonge kinderen is video-interactiebegeleiding een optie in de behandeling. Daarbij filmen de ouders het eetmoment met hun kind, waarna we het achteraf samen analyseren. Je ziet meteen: ik doe dit, mijn kind reageert zo. Dat inzicht is van onschatbare waarde.”

Ervaringsdeskundige

Naomi is vandaag gezinswetenschapper, maar ze is vooral toch ook mama. “Ik ben ervaringsdeskundige, en dat is waardevol. Toen ik zelf antwoorden zocht voor mijn kind, miste ik soms die begeleiding als ouder. Je gaat naar huis met handen vol tips, maar je weet niet altijd even goed hoe je die in de praktijk moet omzetten. Ook om die reden hamer ik erop de ouders te betrekken. Ik herken de gevoelens waar de ouders mee worstelen: frustratie, schaamte, machteloosheid, vermoeidheid …”

Naomi’s dochter is inmiddels zes jaar. “Het gaat beter. We balanceren nog steeds op het lijntje van een eetprobleem en ARFID, maar we hebben haar voedingsassortiment wel al weten uit te breiden. Dat is echt met vallen en opstaan gelukt. Zo eet ze vandaag op een bordje waarop alles gescheiden wordt. Ook komen de potten niet meer op tafel. Dat was voor haar omwille van de geuren en het zicht te overweldigend. Dankzij deze kleine ingrepen, die we ‘trial and error’-gewijs hebben ontdekt, gaat het beter, maar een enthousiaste eter zal ze wellicht nooit worden.”

De Gezinspraktijk opende op 1 september 2023 officieel haar deuren in Mechelen. Naomi hoopt andere ouders en kinderen te kunnen begeleiden. Ook hoopt ze ARFID meer bekend te maken bij het bredere publiek. “Zorgverleners met vragen rond het onderwerp mogen me altijd contacteren. Het is belangrijk dat we alert zijn voor signalen van ARFID, want deze kinderen willen wel eten, maar het lukt niet.”


Wat is ARFID?

ARFID (Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder) is de meest voorkomende eetstoornis bij jonge kinderen en staat sinds 2013 in de DSM-5. Er zijn drie types: kinderen die weinig of geen interesse hebben in eten en weinig hongergevoel ervaren. Deze kinderen eten vaak heel traag. Er zijn ook kinderen die bepaald voedsel vermijden om sensorische kenmerken, zoals de geur, de smaak, de textuur. Ze zijn bang om te proeven en eten heel selectief. Dit wordt vaak gelinkt aan ADHD of een autismespectrumstoornis. Tot slot zijn er kinderen die omwille van een eerder mond- of eettrauma een negatieve associatie met eten maakten, zoals kinderen die beademd werden, een neusmaagsonde hadden of zich ernstig verslikten.


LEES MEER OP INFUUS.BE

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin

REACTIES

Trending

Infuus nieuwsbrief

Straffe verhalen van, door en voor zorgprofessionals – maandelijks in jouw mailbox afgeleverd.